Genezing en behandeling botbreuk

Hoe wordt een botbreuk behandeld?

Er zijn twee behandelingen mogelijk: opereren en niet opereren. Een operatie is alleen nodig als dit een beter of sneller herstel geeft. Bij niet opereren geneest het bot op een natuurlijke manier. Uw behandelteam beoordeelt of bij u een operatie leidt tot een beter of sneller herstel. Om te herstellen is belasten en oefeningen doen heel belangrijk. Dat is niet alleen goed voor het herstel van de breuk, maar ook om spierkracht te behouden en stijfheid te voorkomen. 

 Niet opereren: Ook als u niet wordt geopereerd zijn er verschillende behandelingen mogelijk, zoals behandeling met gips, een brace, mitella of korset. Breuken waarbij de botstukken niet of een beetje verplaatst zijn, maar die wel stabiliteit nodig hebben om te genezen, worden met gips behandeld. Het bot heeft dan de rust die nodig is om te genezen. Voorbeelden zijn breuken van pols en enkel. Er zijn breuken die alleen rust nodig hebben, maar waarbij het ook belangrijk is om af en toe voorzicht en onder begeleiding te oefenen. U krijgt dan een mitella, brace of korset. 

 Opereren: Het doel van een operatie is om de oorspronkelijke vorm en lengte van het bot te herstellen. Zo kan het bot genezen in de goede stand. De specialist kan hiervoor onder andere pennen, schroeven en platen gebruiken. Mogelijkheden bij operatie zijn:

– Mergpen: Er wordt een dikke pen in de holle botruimte (mergholte) van het bovenbeen, onderbeen of bovenarm geplaatst. Deze wordt met schroeven onder en boven vastgezet.

– Plaat en schroeven: De botdelen worden met een plaat en schroeven op elkaar gezet.

– Alleen schroeven: De botdelen worden met schroeven aan elkaar geschroefd.

– Externe fixatie: Er wordt een ijzeren stellage geplaatst die door de huid steekt om de botdelen op hun plek te houden. Dit gebeurt bij (grote) wonden óf als er teveel zwelling is, waardoor definitieve pen of plaat (nog) niet geplaatst kan worden.

– Prothese: Als het bot zo stuk is dat het niet gerepareerd kan worden, wordt het bot vervangen door een prothese. Bijvoorbeeld door een prothese van de heupkop of een prothese van de schouderkop. 

Tijdens het pre-operatief gesprek bespreekt uw specialist met u of u voor de operatie in slaap gebracht wordt (narcose) of alleen plaatselijk verdoofd wordt. Meestal kan er na de operatie snel weer geoefend worden. Soms is nog een periode gips nodig. Uw specialist geeft aan of u wel, niet of gedeeltelijk mag belasten. Nadat de breuk genezen is, blijven pennen en platen meestal zitten zolang u er geen last van heeft. Soms moet het materiaal wel weer verwijderd worden. Als dit nodig is, dan zal uw specialist dit met u bespreken. 

Hoe geneest een breuk?

Een botbreuk kan pas genezen als de gebroken delen voldoende stabiliteit krijgen. De botdelen mogen niet gaan schuiven. Dit kan door gips, door het dragen van een mitella (doek of sling) of door een operatie. Zo krijgt de breuk rust en tijd om te genezen. Er zijn twee manieren van botgenezing:

1. Indirecte manier: Dit is de natuurlijke manier van genezen. Bij deze botgenezing wordt meestal stabiliteit gegeven door gips of fixatie met een pen. Hieronder ziet u de vier fasen van indirecte botgenezing:

Fase 1

0-10 dagen: Nieuwe botcellen worden aangemaakt.

Fase 2

2-3 weken: Zacht sponsachtig weefsel (callus) verbindt de botstukken.

Fase 3

4-6 weken: De zachte callus wordt harder en steviger.

Fase 4

Tot 1 jaar: Het bot krijgt zijn eigen vorm en stevigheid terug.

2. Directe manier: Er ontstaat dan geen callus zoals bij de natuurlijke manier, maar het bot geneest vanuit de binnenkant. Deze vorm is van toepassing bij breuken rondom of in een gewricht, omdat callusvorming in een gewricht niet de bedoeling is. De breuk wordt dan meestal vastgezet met platen en schroeven. Hieronder ziet u de drie fasen van directe botgenezing:

Fase 1

0-10 dagen: Nieuwe botcellen worden aangemaakt.

Fase 2

2-6 weken: Breuk wordt vastgezet met platen en schroeven.

Fase 3

Tot 1 jaar: Bot geneest vanuit de binnenkant.

Mag ik belasten en/of oefenen, en wat betekent dit precies?

De specialist bepaalt of u wel of niet, of maar gedeeltelijk mag belasten. Ook kunnen woorden als ‘oefenstabiel’ en ‘belastbaarheid’ langs komen, maar wat betekenen die?

Oefenstabiel

Als uw botbreuk ‘oefenstabiel’ is, houdt dit in dat u het aangedane deel van uw lijf direct mag oefenen en bewegen, maar het zegt niets over het wel of niet mogen belasten.

Belastbaarheid

De specialist bepaalt of en hoe zwaar u de breuk mag belasten. Er zijn verschillende mogelijkheden. Hieronder leest u wat de specialist u kan adviseren. Uw fysiotherapeut kan u hier zo nodig meer uitleg over geven.

  • Onbelast: De breuk mag u een bepaalde periode niet belasten. U mag dus niet op uw arm of been steunen
  • Voetcontact / aantippend belasten: Dit betekent dat u uw been niet volledig mag belasten, maar u hoeft uw been niet in de lucht te houden. U mag uw voet afwikkelen zoals tijdens normaal lopen, alleen zonder dat er gewicht op komt. U loopt dus met krukken of een ander hulpmiddel.
  • Gedeeltelijk belastbaar: De specialist zegt hoeveel procent u mag belasten. De specialist geeft ook aan hoe lang u gedeeltelijk uw arm of been mag belasten.
  • Permissive Weight Bearing (PWB): De breuk is in principe volledig belastbaar, maar schade aan structuren om de breuk (denk aan spieren en huid), maakt het van belang dat het belasten op geleide van klachten en kwaliteit van bewegen gebeurt en onder toeziend oog van een geschoolde fysiotherapeut.
  • Volledig belastbaar: De breuk is volledig belastbaar. Het is wel belangrijk dat u de belasting na de operatie altijd rustig opbouwt. U gaat dan steeds wat meer oefenen en bewegen.

Tip

Het is altijd beter om een paar keer per dag kort te oefenen dan één keer lang en/of hevig. U kunt de lengte en zwaarte van het oefenen rustig opbouwen. Het duurt vaak even voordat u weet hoe u het beste steeds meer kunt oefenen en bewegen.Bespreek het met uw specialist, fysiotherapeut of revalidatiearts:

  • Als het lastig is om een balans te vinden tussen te weinig of te veel belasten.
  • Als de pijn u belemmert om door te gaan met oefenen of belasten.
  • Als u plotseling meer pijn krijgt. Dit kan betekenen dat u te veel heeft gedaan. Hierdoor herstelt u langzamer, omdat u weer ‘opnieuw’ moet beginnen.
  • Als u vragen heeft over een (loop)hulpmiddel.